Het experiment: de camping
De scheldwoorden gaan onder mijn huid zitten
‘Mama wat is grof taalgebruik eigenlijk?’ Ik frons mijn wenkbrauwen en er schieten direct allerlei gedachten door mijn hoofd. ‘Dat is wat jij de hele dag door doet schat’, zeg ik en ik vervolg: ‘Hoezo, wie zegt dat?’ Pepijn zegt niks meer, maar ik weet al genoeg. ‘Heeft een van de ouders een opmerking daarover gemaakt?’ Hij knikt ja.
Het is een heus experiment gebleken: kamperen. Mijn eigen jeugdherinneringen aan ellenlange dagen struinen op een camping met mijn nieuwe vakantievrienden, het buitenleven en gevoel van vrijheid zitten nog vers in mijn geheugen. Dat leek me nou zo leuk voor mijn kinderen. Maar afgelopen jaren durfden we het nog niet aan om Pepijn bloot te stellen aan het campingleven, want zo vroeg wakker, opstandig gedrag, teveel prikkels, gedoe met andere kinderen. We zagen het niet zitten. Dit jaar wilden we het toch wel eens proberen en dat hebben we geweten.
WOORDEN ZIJN OP
Beneden horen we rumoer en gelach. Alsof er geen tijd bestaat. Leven en laten leven. De zorgeloze uitbundigheid speelt zich voor onze neus af. Alsof het ons uitlacht in ons gezicht. Een bonte mix aan gezinnen met voornamelijk jonge kinderen stookt ’s avonds met elkaar vuurtjes, bakt pizza’s, houdt talentenjachten en speurtochten. Enigszins murw geslagen zitten Bram en ik naast elkaar. Als ik probeer iets te zeggen, er woorden aan te geven, slik ik het toch maar weer mompelend in. Woorden kunnen soms helend zijn en inzicht bieden. Maar er is al zoveel gesproken, getroost en geanalyseerd. Soms zijn er geen woorden meer over. Of ze zijn te confronterend. Alsof ze een licht schijnen op precies datgene waar je je ogen voor wilde sluiten. We lachen even lief naar elkaar. Bemoedigend. Een lach waarmee je alleen maar even wil laten weten: ik zie jou, ik snap je. Lotgenoten.
(WAARSCHUWING: hieronder volgt grof taalgebruik)
Ik staar voor me uit. In de verte steken naaldbomen fier hun toppen de lucht in. Zij laten zich niet omwaaien. Voelde ik me maar zo onverwoestbaar, zo diepgeworteld. De scheldwoorden zijn onder mijn huid gaan zitten. Ook thuis heb ik er veel moeite mee, maar kan ik er makkelijker van weglopen. Hier zo ‘out in the open’, wat een camping nou eenmaal is, is dat geen optie. Godverdomme, kankermoeder, kutkind, rot op, hou je bek, ik haat je, etc etc. En dat soms uren achter elkaar. Ik kan je vertellen: daar word je gek van. Dat gaat onder je huid zitten. Ik hoor je gelijk denken: ‘dan bestraf je dat toch? Dat kan echt niet!’ Maar was het maar zo makkelijk.
EMOTIEREGULATIE
Deze verbale agressie, want dat is het, heeft te maken met het reguleren van emoties. Of beter gezegd: het moeilijk vinden om die emoties te reguleren (emotieregulatieproblemen). Dat kan zich uiten in de vorm van boosheid en antisociaal gedrag, externaliserend noemen ze dat. Maar het kan ook naar binnen slaan in de vorm van angst, verdriet of depressie, dat heet internaliserend. Bij Pepijn is het altijd externaliserend geweest. Toen hij nog niet goed kon praten heeft hij een fase heel veel geschreeuwd. Gewoon in huis, uit het niets, en dan schrok ik me rot, of op straat, of zomaar tegen auto’s, scooters en mensen. Ik zie hem nog zitten op de fiets met de handen op zijn oren schreeuwend achterop door die drukke stad (was een hele goede reden om te verhuizen naar een dorp in het bos). Hij heeft ook een tijd letterlijk om zich heen geslagen. Ik heb zelfs meegemaakt dat hij in de Hema zomaar een wildvreemde vrouw ging slaan. Toen kwam er de fase van het spugen. Voortdurend. De televisie zat onder, achter de bank zaten vlekken, de spiegel, de vloer. Gek werden we ervan. Sinds een jaar is het dus vooral verbaal geweld geworden.
We hebben het al verschillende keren met de psychiater besproken en zijn antwoord is dan: ‘Niks aan te doen, zal weer een fase zijn en gaat vast over.’ We hebben het voorgelegd aan de psychotherapeut van Altrecht. We moesten er toch maar 'directiever' mee omgaan (eerder kregen we adviezen dat we het zoveel mogelijk moesten negeren). Maar het was toch beter als we er wel consequenties aan verbonden. Makkelijker gezegd dan gedaan. Want dan ben je de hele dag bezig! Ik heb er zelf nu voor gekozen om alleen directief te reageren als het schelden duidelijk richting een persoon is. Na drie waarschuwingen pak ik de I-pad af. Maar vaak genoeg doet hij het niet zo bewust en is het zoveel dat je niet eens de tijd hebt om te waarschuwen of er is er geen I-pad die ik kan afpakken (het heeft al helemaal geen zin om te zeggen: dan mag je vanavond (oftewel over een paar uur) niet op de I-pad). Maar als hij naar buiten gaat, ben ik er alert op en waarschuw ik hem: ‘Je weet het Pepijn, als je gaat schelden kom je mee naar binnen.’ Eerlijk gezegd is de realiteit: dweilen met de kraan open.
ONVOORSPELBAAR
Goed, terug naar de vakantie. Eerst zitten we een week in een huisje in Normandië. Ook daar is het al grillig. Hij kan zich niet goed zelf vermaken, wil voortdurend nabijheid en aandacht. Ook ’s nachts. Pepijn kan niet alleen slapen en om te voorkomen dat we elke nacht allemaal wakker worden, gaat Bram bij hem liggen. Hij blijft vroeg wakker worden, elke ochtend tussen 5 en 6 uur staat hij aan. De nachten zijn te kort, zien we terug in zijn gezicht en buien. Het gedrag wordt nog onvoorspelbaarder. Gevolg: continu ruzie met zijn zusje en we lopen allemaal weer op eieren.
Natuurlijk zijn er ook leuke momenten. Zoals die middag toen Pepijn en Tirza samen speelden en zelfs voor ons gingen optreden (kijk die ouders glunderen), toen ze gingen ponyrijden (en wij anderhalf uur lang braaf meeliepen, Bram op zijn slippers snakkend naar een koud biertje, haha), toen we speelden in de golven van de koude zee (ik haat koud water dus dat is blijkbaar erg lachwekkend), toen ik samen met Pepijn ging midgetgolven (allebei lekker fanatiek), toen het eb bleek en we heel veel krabbetjes zagen lopen tussen de rotsen en we ze makkelijk konden vangen (of nouja, ik keek vooral geamuseerd toe) en toen we slakjes in schelpen gingen proeven (leven ze nog?!). Al deze mooie momenten koester ik en stop ik in dat doosje waar die fijne meivakantie nog in zit.
FRANSE LUCHTEN
Tweede week: de camping dus, in midden-Frankrijk. Het experiment. Mijn adem zit al dagen hoog in mijn lijf. Ons gezin wordt gedomineerd door de wispelturige buien van Pepijn. Ik kan er moeilijk afstand van nemen. Waar is mijn filter? Als hij vrolijk is, blijf ik alert (‘vluchten, bevriezen of vechten’), want het kan elk moment weer omslaan. Er is geen dag dat we als gezin met elkaar wegglijden in ontspanning. Mijn gevoel is inmiddels net zo grillig als de Franse luchten. Frisse witte plukjes worden afgewisseld met donkergrijze, onheilspellende wolken en af en toe sijpelt er wat roze lucht doorheen. Tot we onverwachts worden overvallen door enorme onweersbuien.
Het moet gezegd: de kinderen vinden het geweldig hier. Slangetjes en kikkers zoeken in het meer, struinen met hun nieuwe campingvrienden, in de tent schuilen tijdens onweer. Wat een avonturen. Maar terwijl Tirza zich vermaakt bij de knutselclub of in de speelschuur, blijft een van ons erbij als Pepijn bij het meertje speelt. Monomaan gefocust op het vissen van de kikkers en slangen, heeft hij inmiddels een troep jongens om zich heen verzameld die vol ontzag kijkt hoe hij - met zijn blote handen desnoods - soepel al die beestjes vangt en verzamelt. Maar het moet allemaal op zijn voorwaarden. Dus het groepje dunt al snel uit tot er een jongen overblijft. Met Max gaat het spelen samen goed.
BOKSBAL
We komen er dus zowaar aan toe om regelmatig bij dat meertje een boek te lezen. Heerlijk. Maar daar tegenover staat dat de harmonieuze momenten met het gezin hier op de camping zijn geslonken tot nul en het contact met Pepijn ver te zoeken is. Het is duidelijk dat deze camping hem opslokt. Hij moet zich verhouden tot al die nieuwe kinderen, alle geluiden, al die leuke dingen. Dus wij worden als gezin de boksbal. Hij kan niet meer lief zijn tegen ons. Het naar bed gaan is het dieptepunt van de dag. Totaal overprikkeld zijn we uren bezig om hem rustig te krijgen. Natuurlijk wil hij ook naar de avondactiviteiten. Maar dan is zijn medicatie uitgewerkt en hebben we om 10 uur een hyper stuiterbal die niet kan slapen en weer voor zessen wakker wordt en de volgende dag nog minder te genieten is. Het is te veel. Teveel gevraagd. Van hem. Van ons. En ik schaam me inmiddels dood voor mijn campingburen…
Tijdens al deze campingoverpeinzingen, realiseer ik me ineens dat de baby aan de overkant eindelijk stil is. Terwijl het gezellige (maar best irritant als je er niet aan mee kan doen) rumoer beneden nog volop aan de gang is, maken de jonge vader en moeder – net nog samen druk in de weer met flesjes en luiers - samen liefdevol een zwijgzaam dansje voor hun tent. Ontroerend. Alsof ze alleen op de wereld zijn met als enige zorgen de huiltjes van de baby: is het slaap, een poepluier of is het honger? Hoe heb ik me daar ooit druk over kunnen maken?
OPLUCHTING
Dan kijken Bram en ik elkaar aan: zullen we gewoon al morgen vertrekken? Zonder er al te veel woorden aan vuil te maken, pakken we de volgende ochtend eensgezind onze spullen in. Wat een opluchting. We gaan eerder weg. Opvallend: er wordt door beide kinderen niet geprotesteerd tegen dit eerdere vertrek, we zitten na een zonnige ochtend spelen in de auto en Pepijn is rustig. We slapen die avond in een prachtige ‘gite’, zwemmen in een meertje waar we de enigen zijn, gaan in een uitgestorven dorp op een terras nog heerlijk eten en we hebben zelfs lol! Pepijn laat zich weer knuffelen, maakt weer contact met ons en scheldt minder. Na vijf turbulente dagen hebben we ons mannetje terug en rijden we richting het regenachtige noorden. Naar huis.
Augustus 2023